Familierelaties

De 18 Joodse inwoners van Sliedrecht die in Duitse concentratiekampen zijn omgebracht waren allemaal familie van elkaar.  Hoe de familierelatie precies was leest u hieronder:

We beginnen met Simon den Hartog (19–06–1869). Simon woonde met zijn gezin (echtgenote Mietje den Hartog en dochter Hendrijntje) bij zijn winkel in wijk A. Sinds mei 1940 woonde zijn oudere zuster Betje Kleinkramer-den Hartog bij hem in. Betje was de weduwe van Simon Kleinkramer. Ook zijn nicht Sophia den Hartog (een dochter van de broer van Simons vader) woonde op dit adres.

Simon had nog meer kinderen. Zijn zoon Hartog den Hartog (12–05–1896) woonde met zijn gezin (echtgenote Helena van der Sluis en zoons Simon en Emanuel) op Merwesingel 91.

Na het bombardement op Rotterdam kwam ook Simons dochter Sara (18–07–1899) terug naar Sliedrecht. Samen met haar man Salomon Kleinkramer en hun vier kinderen (Simon; Hartog; Siegfried en Mietje) vestigden zij zich op Merwesingel 88.

Sara en haar man Salomon waren volle neef en nicht. Sara’s vader Simon den Hartog was de jongere broer van Salomons moeder Betje Kleinkramer-den Hartog. In maart 1941 komt ook Sophia Kleinkramer (30–07–1901), dochter van Betje, zus van Salomon en nichtje van Simon en Hartog van Rotterdam naar Sliedrecht. Met haar man (Jacques van Gelderen) en zoontje Simon Gabriël trekken ze in bij Leentje Nederlof op de Stationsweg 32.

Hester Kattenburg-Fles (54)

Geboren: 20 april 1888 te Rotterdam
Omgebracht:  9 april 1943 te Sobibor

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Antoinetta en Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor Hester Kattenburg-Fles een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

Foto hieronder: de schoonzussen Hester (links) en Martha Kattenburg.

 

Antoinetta Rosenau-Fles (57)

Geboren: 6 juni 1885 te Rotterdam
Omgebracht:  9 april 1943 te Sobibor

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Antoinetta en Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor Antoinett Rosenau-Fles een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

Martha Kattenburg-Goldstein (55)

Martha Kattenburg staat rechts op de foto naast haar schoonzus Hester Kattenburg.

Geboren: 1 juli 1887 te Krefeld
Omgebracht:  9 april 1943 te Sobibor

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta en schoonzus van Martha).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor Martha Kattenburg-Goldstein een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

Op onderstaande foto’s:
Links: Martha Kattenburg-Goldstein gefotografeerd in juli 1935 in een poffertjeskraam in Scheveningen.
Rechts: Martha’s kleinzoon David Kattenburg (1953) tijdens zijn bezoek aan de Dijksynagoge in Sliedrecht op 9 augustus 2019.
Onderste: David Kattenburg poetst de stenen aan de Stationsweg, waaronder die voor zijn grootmoeder Martha, op 17 oktober 2021 op.

      

Rozette van Aals (60)

Geboren: 26 juni 1882 te Utrecht
Omgebracht:  9 april 1943 te Sobibor

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Antoinetta en Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor Rozette van Aals een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

Julia de Goede-Salomons (56)

Geboren: 21 augustus 1886 te Arnhem
Omgebracht:  9 april 1943 te Sobibor

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Antoinetta en Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor Julia de Goede-Salomons een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

David de Goede (20)

Geboren: 10 september 1922 te Amsterdam
Omgebracht:  9 april 1943 te Sobibor

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Antoinetta en Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor David de Goede een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

Vrouwtje de Raaij-de Jong (46)

Geboren: 20 september 1896 te Amsterdam
Omgebracht:  17 september 1943 te Auschwitz

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Antoinetta en Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor Vrouwtje de Raaij-de Jong een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

Joseph de Raaij (51)

Geboren: 27 september 1891 te Haarlem
Omgebracht:  17 september 1943 te Auschwitz

Onderduikadres: Stationsweg 32 (bij mejuffrouw Nederlof). Bij de hernummering van de Stationsweg in 1952 kreeg de woning nr. 42.

J.A. Batenburg schreef in zijn boek “Sliedrecht in oorlogstijd” – naar wij veronderstellen op basis van de op dat moment bij hem bekend zijnde gegevens – dat in 1943 13 Joden bij mejuffrouw Nederlof waren ondergedoken. Wat er precies met hen is gebeurd blijft schimmig: “Toen de Duitsers huiszoeking kwamen doen, zijn enige Joden via het dak gevlucht en hebben zich verstopt achter het station. Helaas werd de vluchtpoging opgemerkt en zijn alle 13 Joden achterhaald. Omdat de groep te groot was voor de overvalwagen is een bus van de M.E.G.G.A. gehaald om de mensen naar Rotterdam te vervoeren. Niemand weet waar de Joden vandaan kwamen en waar ze later naar toe zijn gebracht”. Ook meldt het verhaal: “Twee politieagenten moesten de ontsnapte Joden gaan zoeken. Doelbewust volgden ze verkeerde aanwijzingen van omstanders en hebben geen vluchteling gezien”.

In het dagrapport van de Sliedrechtse politie van woensdag 3 maart (op donderdag 4 maart) 1943 lezen we dat om 11.30 “op last van de Duitse politie, Devisenschutzkommando Niederlande, Aussenstelle R’dam, Parklaan 40 politieassistentie is verleend bij de arrestatie van een achttal Joden, die zich in strijd met de desbestreffende voorschriften ophielden bij Mejuffrouw Nederlof, Stationsweg 32 alhier. Een tweetal Joden namen bij de komst van de Duitsche beambten de vlucht. Een der Duitschers loste een schot doch miste, waarom de Joden richting van den Dijk wegliepen. De overige Joden werden door voornoemde beambten naar het Bureau van Politie overgebracht”.

De namen van de acht opgepakte Joodse onderduikers:
Joseph de Raaij;
Vrouwtje de Raaij-de Jong (echtgenote van Joseph);
David de Goede;
Julia de Goede-Salomons (moeder van David);
Rozette van Aals;
Martha Kattenburg-Goldstein (schoonzus van Antoinetta en Hester);
Antoinetta Rosenau-Fles (zus van Hester) en
Hester Kattenburg-Fles (zus van Antoinetta).

Via het Rode Kruis is achterhaald dat ze allemaal op 29 maart zijn aangekomen in Westerbork en van daaruit op transport zijn gesteld naar Duitsland. Joseph en Vrouwtje zijn op 17 september 1943 vermoord in Auschwitz. Bij de anderen gebeurde dat in Sobibor op 9 april 1943.

Het dagrapport vermeldt ook wie er zijn ontkomen:
“De ontvluchte Joden, volgens opgave van Mejuffrouw Nederlof, genaamd: Jacob Loeb, oud 20 jaar en Aaron Nathan, oud 29 jaar, verbleven sedert eenige maanden ten huize van Mejuffrouw Nederlof, voornoemd, evenals de andere genoemde Joden”.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Op 7 oktober 2019 is er ook voor Joseph de Raaij een steen geplaatst aan de Stationsweg. Klik hier voor de foto’s.

Familie Hartog den Hartog

Hartog den Hartog, geboren 12 mei 1896 te Sliedrecht
Helena den Hartog–van der Sluis, geboren 30 april 1899 te Vlijmen
Simon den Hartog, geboren 23 december 1927 te Sliedrecht
Emanuel den Hartog, geboren 9 februari 1931 te Sliedrecht

Hartog (46), Helena (43), Simon (15) en Emanuel (11) worden op 5 februari 1943 in Auschwitz om het leven gebracht.

Adres: Merwesingel 91 (thans: Adriaan Volkersingel 25)

Hartog – of Hart zoals hij werd genoemd – was de zoon van Simon den Hartog. Simon had een manufacturenwinkel in wijk A (vlakbij de Boslaan).

Hartog (foto) was één van de oprichters van voetbalvereniging Sliedrecht. Samen met een aantal vrienden (onder wie de latere hoofdredacteur van De Merwestreek M.A. Timmermans) richtte hij op 1 maart 1912 (hij was toen 15 jaar oud) de Sliedrechtse Football Club (S.F.C.) op. In 1914 fuseerde S.F.C. met “Sport Na Arbeid”. S.N.A. bestond uit jongens en mannen, die werkten bij een scheepswerf op Baanhoek. Bij die fusie wordt Hart (hij is dan net 18) de eerste voorzitter van Voetbalvereniging Sliedrecht. Die functie vervulde hij tot 1920. Het zal hem dus pijn gedaan hebben, dat hem en alle andere Joodse inwoners in het voorjaar van 1942 werd verboden nog langer de voetbalwedstrijden van zijn geliefde VV bij te wonen. En dat hem bovendien ook het lidmaatschap nog eens werd ontnomen.

Hartog en Helena zijn op 8 december 1926 in Oss getrouwd en hebben zich na hun trouwen gevestigd op het adres Merwesingel 91, nu Adriaan Volkersingel 25, in Sliedrecht.

De beide jongens (Simon en Emanuel; Siem en Emiel zoals hun vriendjes hen noemden) zijn daar ook geboren en groeiden op in een buurt waar nog ruimte genoeg was. Met buurtkinderen waren ze op straat te vinden, speelden op het Stort of op het strandje vlak bij hun huis. Maar ook voor deze Joodse kinderen komt er een droevig eind aan hun jeugd. Tegelijk met hun ouders en grootvader (Simon den Hartog), oma en nog drie andere familieleden worden zij op 17 november 1942 op last van Sicherheitspolizei Rotterdam op transport gesteld naar Amsterdam “ter beschikking van de Duitse autoriteiten aldaar” (zoals het politierapport van die dag meldt). Volgens Timmermans (die in oktober 1945, toen nog niets bekend was over het lot van de familie Den Hartog een In Memoriam schreef) waren de laatste woorden van Hart toen de trein uit Sliedrecht vertrok: “Zit over mij maar niet in”.

De vier struikelstenen voor de familie Hartog den Hartog zijn op maandag 6 februari 2017 door Gunter Demnig gelegd in de stoep van het adres Adriaan Volkersingel 25 te Sliedrecht.