Familierelaties

De 18 Joodse inwoners van Sliedrecht die in Duitse concentratiekampen zijn omgebracht waren allemaal familie van elkaar.  Hoe de familierelatie precies was leest u hieronder:

We beginnen met Simon den Hartog (19–06–1869). Simon woonde met zijn gezin (echtgenote Mietje den Hartog en dochter Hendrijntje) bij zijn winkel in wijk A. Sinds mei 1940 woonde zijn oudere zuster Betje Kleinkramer-den Hartog bij hem in. Betje was de weduwe van Simon Kleinkramer. Ook zijn nicht Sophia den Hartog (een dochter van de broer van Simons vader) woonde op dit adres.

Simon had nog meer kinderen. Zijn zoon Hartog den Hartog (12–05–1896) woonde met zijn gezin (echtgenote Helena van der Sluis en zoons Simon en Emanuel) op Merwesingel 91.

Na het bombardement op Rotterdam kwam ook Simons dochter Sara (18–07–1899) terug naar Sliedrecht. Samen met haar man Salomon Kleinkramer en hun vier kinderen (Simon; Hartog; Siegfried en Mietje) vestigden zij zich op Merwesingel 88.

Sara en haar man Salomon waren volle neef en nicht. Sara’s vader Simon den Hartog was de jongere broer van Salomons moeder Betje Kleinkramer-den Hartog. In maart 1941 komt ook Sophia Kleinkramer (30–07–1901), dochter van Betje, zus van Salomon en nichtje van Simon en Hartog van Rotterdam naar Sliedrecht. Met haar man (Jacques van Gelderen) en zoontje Simon Gabriël trekken ze in bij Leentje Nederlof op de Stationsweg 32.

Familie Hartog den Hartog

Hartog den Hartog, geboren 12 mei 1896 te Sliedrecht
Helena den Hartog–van der Sluis, geboren 30 april 1899 te Vlijmen
Simon den Hartog, geboren 23 december 1927 te Sliedrecht
Emanuel den Hartog, geboren 9 februari 1931 te Sliedrecht

Hartog (46), Helena (43), Simon (15) en Emanuel (11) worden op 5 februari 1943 in Auschwitz om het leven gebracht.

Adres: Merwesingel 91 (thans: Adriaan Volkersingel 25)

Hartog – of Hart zoals hij werd genoemd – was de zoon van Simon den Hartog. Simon had een manufacturenwinkel in wijk A (vlakbij de Boslaan).

Hartog (foto) was één van de oprichters van voetbalvereniging Sliedrecht. Samen met een aantal vrienden (onder wie de latere hoofdredacteur van De Merwestreek M.A. Timmermans) richtte hij op 1 maart 1912 (hij was toen 15 jaar oud) de Sliedrechtse Football Club (S.F.C.) op. In 1914 fuseerde S.F.C. met “Sport Na Arbeid”. S.N.A. bestond uit jongens en mannen, die werkten bij een scheepswerf op Baanhoek. Bij die fusie wordt Hart (hij is dan net 18) de eerste voorzitter van Voetbalvereniging Sliedrecht. Die functie vervulde hij tot 1920. Het zal hem dus pijn gedaan hebben, dat hem en alle andere Joodse inwoners in het voorjaar van 1942 werd verboden nog langer de voetbalwedstrijden van zijn geliefde VV bij te wonen. En dat hem bovendien ook het lidmaatschap nog eens werd ontnomen.

Hartog en Helena zijn op 8 december 1926 in Oss getrouwd en hebben zich na hun trouwen gevestigd op het adres Merwesingel 91, nu Adriaan Volkersingel 25, in Sliedrecht.

De beide jongens (Simon en Emanuel; Siem en Emiel zoals hun vriendjes hen noemden) zijn daar ook geboren en groeiden op in een buurt waar nog ruimte genoeg was. Met buurtkinderen waren ze op straat te vinden, speelden op het Stort of op het strandje vlak bij hun huis. Maar ook voor deze Joodse kinderen komt er een droevig eind aan hun jeugd. Tegelijk met hun ouders en grootvader (Simon den Hartog), oma en nog drie andere familieleden worden zij op 17 november 1942 op last van Sicherheitspolizei Rotterdam op transport gesteld naar Amsterdam “ter beschikking van de Duitse autoriteiten aldaar” (zoals het politierapport van die dag meldt). Volgens Timmermans (die in oktober 1945, toen nog niets bekend was over het lot van de familie Den Hartog een In Memoriam schreef) waren de laatste woorden van Hart toen de trein uit Sliedrecht vertrok: “Zit over mij maar niet in”.

De vier struikelstenen voor de familie Hartog den Hartog zijn op maandag 6 februari 2017 door Gunter Demnig gelegd in de stoep van het adres Adriaan Volkersingel 25 te Sliedrecht.

Familie Kleinkramer

Salomon Kleinkramer, geboren 8 mei 1896 te Strijen
Sara Kleinkramer-den Hartog, geboren 18 juli 1899 te Sliedrecht
Simon Kleinkramer, geboren 7 januari 1926 te Rotterdam
Hartog Kleinkramer, geboren 5 februari 1930 te Rotterdam
Siegfried Kleinkramer, geboren 15 augustus 1931 te Rotterdam
Mietje Kleinkramer, geboren 30 september 1933 te Rotterdam

Moeder Sara (43) is met haar kinderen Hartog (12), Siegfried (11) en Mietje (8) in Auschwitz omgebracht op 14 september 1942.  Vader Salomon (46) en zoon Simon (17) zijn uiterlijk 31 maart 1943 omgekomen in of nabij Seibersdorf.

Adres: Merwesingel 88 (thans: Adriaan Volkersingel 22).

De familie Kleinkramer wordt 24 juni 1940 in Sliedrecht ingeschreven. Ze betrekken de woning Merwesingel 88 (nu Adriaan Volkersingel 22). Waarschijnlijk was dit huis op dat moment onbewoond – de vorige bewoner verhuisde in maart naar de Merwestraat – en is Salomon Kleinkramer er door zijn zwager, die enkele huizen verder woonde, op attent gemaakt.

De familie woonde tot dan toe in Rotterdam in de Roo Valkstraat. Na het bombardement waren er echter diverse redenen om de stad te verlaten. De Roo Valkstraat lag precies op de brandgrens. De huizen aan de overkant van de smalle straat waren volledig uitgebrand. Ook het eigen huis raakte zwaar beschadigd. Daarbij kwam dat vader Salomon Kleinkramer was gemobiliseerd. Het kan ook zijn dat er twijfels bestonden over de onderburen: op de begane grond woonden NSB’ers (die na de oorlog overigens volledig gerehabiliteerd zouden worden).

Maar ook de Sliedrechtse rust is betrekkelijk. En voor een aantal Joodse inwoners is 2 mei 1942 “de druppel”. De gemeente verstrekt dan namelijk aan de Duitsers een uitgebreide lijst met persoonsgegevens van Joodse inwoners. Voor vijf families is dat reden Sliedrecht te ontvluchten en onder te duiken.

Dat onderduiken is ook het idee van de familie Kleinkramer. Zoon Simon bereidt samen met zijn oom Jacques van Gelderen een onderduikvlucht voor. Dat leidt tot een grote mislukking. Ze worden gevangen genomen. Simon wordt na enkele dagen vrijgelaten, maar wel krijgt de hele familie huisarrest opgelegd. Dat maakt het de Duitsers op 4 september 1942 gemakkelijk. Iedereen is in het huis en dus hoeft er weinig moeite te worden gedaan ze allemaal tegelijk op te pakken.

Sliedrechtenaar Henk van Veen (geboren 24-4-1935) is van dat oppakken ooggetuige: “Ik woonde als kind met mijn ouders in de Trompstraat op nummer 28. In die tijd zag de buurt er anders uit dan nu. De huizen van de Hugo de Grootstraat waren nog niet gebouwd en ook aan de Singel was de boel tussen het huis met het rieten dak aan de Piet Heinstraat en het huis van de familie Kleinkramer nog kaal.

Dat hele gebied, we noemden dat ‘het Stort’, was voor ons een prachtig speelterrein. Als kinderen waren wij veel te vinden aan de rivier en in de loopgraven, die daar waren aangebracht. Op de dag dat de familie Kleinkramer werd opgepakt, waren we aan het spelen in de buurt van het huis van meneer Kraaijeveld (later heeft dokter Van Gangelen daar nog gewoond). Plotseling stopte er een kleine overkapte Duitse truck en stapten twee soldaten uit. Ik heb er een poosje staan kijken toen de familie naar de auto liep. Dat duurde niet zo lang, ik denk dat de handbagage al gereed heeft gestaan. Bij het instappen werden ze door de Duitsers geholpen. Dat gebeurde allemaal heel rustig zonder bevelen en zonder geschreeuw. Als jochie van 7 besef je niet wat en waarom het gebeurde. Maar tot op de dag van vandaag zie ik het voor me”.

Henk vertelt dat hij voor het eerst met het fenomeen ‘Struikelstenen’ in aanraking kwam in de Duitse stad Freiburg. Dat nu ook in Sliedrecht hieraan aandacht wordt besteed, doet hem veel. Het deed hem besluiten de steen van Mietje Kleinkramer te adopteren. Henk van Veen: “Mijn geboortejaar is 1935. En hoewel ze een jaar of zo ouder was dan ik, beschouw ik Mietje – uit dat gezin – als mijn leeftijdgenote.”

De zes struikelstenen voor de familie Kleinkramer zijn op maandag 6 februari 2017 door Gunter Demnig gelegd in de stoep van het adres Adriaan Volkersingel 22 te Sliedrecht. De datum op de steen voor vader Salomon en zoon Simon is 31 maart 1943, de datum die het Rode Kruis hanteert als de datum van overlijden.

Sara Kleinkramer met zoontje Hartog, omstreeks 1930 /1931.

Familie Van Gelderen

Jacques van Gelderen, geboren 4 juli 1903 te Rotterdam
Sophia van Gelderen-Kleinkramer, geboren 30 juli 1901 te Rotterdam
Simon Gabriël van Gelderen, geboren 15 april 1935 te Rotterdam

Moeder Sophia (41) en zoon Simon (7) zijn samen omgebracht op 19 augustus 1942 in Auschwitz. Jacques van Gelderen (39) is op 30 september 1942 in Auschwitz omgebracht.

Onderduikadres: Stationsweg 32 (huis van mejuffrouw Leentje Nederlof)

De familie Van Gelderen verhuist in de eerste week van maart 1941 van Rotterdam naar Sliedrecht. Ze behoren tot de kostgangers van Leentje Nederlof. Anders dan de latere “onderduikers” worden zij keurig ingeschreven bij de burgerlijke stand en ook De Merwebode meldt (onder het wekelijks kopje “Van komen en gaan”) het nieuwe woonadres: Stationsweg 32 (zie foto). Dat kan in het eerste oorlogsjaar nog allemaal.

De familie Van Gelderen (helaas zijn er geen foto’s van de familie beschikbaar) verhuist naar Sliedrecht omdat hier familie woont van de vrouw des huizes. De broer van Sophia is – met zijn gezin – na het bombardement van Rotterdam naar Sliedrecht (Merwesingel 88) verhuisd en ook de moeder van Sophia (Betje Kleinkramer – den Hartog) woont in Sliedrecht.

Als de omstandigheden voor Joden slechter (en slechter) worden, overlegt Jacques met zijn zwager Salomon Kleinkramer de mogelijkheden onder te duiken. Jacques doet een beroep op een buurtgenoot en die weet twee vrienden zo ver te krijgen met Jacques en diens neefje Simon Kleinkramer naar de Biesbosch te gaan om daar verdere voorbereidingen voor het vertrek van beide families te treffen.

De bedoeling is Jacques en Simon tijdelijk in de Biesbosch onder te brengen in een keet die wordt gebruikt door griendwerkers. Als het gezelschap bij de keet aankomt, blijkt deze nog in gebruik. De aanwezige griendwerkers zijn niet bereid de twee Joden onderdak te bieden. Als ook een poging beiden bij een boer aan het Wantij onder te brengen mislukt, aanvaarden ze in hun kano’s de terugtocht. De kano waarin Jacques, Simon en een van de Sliedrechtse jongens zitten, maakt water en het lukt de inzittenden maar net de oever aan de Sliedrechtse kant te bereiken. ‘s Avonds worden ze opgepakt en naar het politiebureau aan het Dr. Langeveldplein gebracht.

Volgens het dagrapport van de politie worden ze daar om 2 uur ’s nachts op 12 augustus in bewaring gesteld. Ook de 2e Sliedrechtse jongeman, die in een 2e kano aan de overtocht meedoet, belandt in de cel. Uit het verhoor van deze jongeman komt ook de betrokkenheid van de buurtgenoot van Jacques van Gelderen aan het licht en die van een Sliedrechter die aanvankelijk met een motorboot de overtocht zou doen. Helaas blijkt die boot op het moment suprême defect. Wel brengt de eigenaar er de volgende dag koffers mee naar de overkant. Als hij daar aankomt, vertellen de griendwerkers hem dat ze hebben geweigerd de Joden onderdak te verlenen. Zowel de buurtgenoot als de booteigenaar (later op die dag) worden opgepakt.

De vier eerste arrestanten en de gearresteerde buurtgenoot worden aan het begin van de avond van 12 augustus overgebracht naar Rotterdam. De booteigenaar volgt een dag later.  Na een dag of vier worden de twee Sliedrechtse jongens, de booteigenaar en Simon Kleinkramer vrijgelaten en keren terug naar het dorp. Simon krijgt wel (met zijn hele familie) huisarrest opgelegd. De buurtgenoot, die ook bleek te beschikken over een gedemonteerd machinegeweer, zit tot 10 september 1942 vast en wordt daarna naar Kamp Amersfoort overgebracht. In december komt hij vrij maar moet zich steeds melden bij de SD.

Jacques van Gelderen keert niet meer terug naar Sliedrecht. Heel kort na zijn arrestatie worden ook zijn vrouw en zoontje opgepakt. En binnen een week na het bootongeluk worden Sophia en Simon Gabriël – op de dag dat ze daar aankomen – omgebracht in Auschwitz-Birkenau. Jacques van Gelderen treft ruim een maand later hetzelfde lot.

De ontwikkelende bouwer Gebr. Blokland (die nagenoeg op de plek van Stationsweg 32 het appartementencomplex “De Speler” realiseert) hoorde dit verhaal en maakte het mogelijk de drie stenen van de familie Van Gelderen te laten leggen. Dit is op 7 oktober 2019 gebeurd. Klik hier voor de foto’s.

Lees ook het artikel in het periodiek van de Historische Vereniging Sliedrecht, december 2019: Verhalen over de bewoners van Stationsweg 32 tijdens de oorlog.

Familie Simon den Hartog

Simon den Hartog, geboren 19 juni 1869 te Sliedrecht
Mietje den Hartog – den Hartog, geboren 18 april 1870 te Ridderkerk
Hendrijntje den Hartog, geboren 26 mei 1901 te Sliedrecht
Betje Kleinkramer–den Hartog, geboren 27 juli 1867 te Sliedrecht
Sophia den Hartog, geboren 15 oktober 1881 te Barendrecht

Simon (73), Mietje (72), hun dochter Hendrijntje (41) en de familieleden Betje (75) en Sophia (61) zijn allemaal op 3 december 1942 omgebracht in Auschwitz.

Adres: A664 (thans: Rivierdijk 414)

Als we het over Simon den Hartog hebben, dan hebben we het eigenlijk over de bekendste Joodse inwoner van ons dorp: Hartog de Jood. Zo stond hij in Sliedrecht bekend. De toevoeging “De Jood” was niet als scheldwoord bedoeld. Hij zou zo zijn genoemd omdat er in Sliedrecht meerdere families “Hartog” en “Den Hartog” woonden, die geen Joodse achtergrond hadden.

Simon (of Siem, zoals hij werd genoemd) is geboren en getogen in Sliedrecht. De ouders van Simon vestigen zich na hun huwelijk in ons dorp en betrekken de woning B 495. Dat is nu de omgeving van Today Jeans & Fashion in de Kerkbuurt (nr. 112). Op 24 mei 1895 trouwt Simon in Ridderkerk met zijn achternicht Mietje den Hartog. Ze gaan wonen in de stoep bij lorrenboer Jan Broere en beginnen daar een manufacturenwinkeltje. Omdat het gezin en ook de handel groeien, verhuizen ze in 1910 naar A 664 (nu Rivierdijk 414).

Simon en Mietje krijgen zes kinderen (vier dochters en twee zoons): Hartog (1896), Simon (1897), Sara (1899), Hendrijntje (1901), Elizabeth (1903) en Rozetta (1912). Zoon Simon overlijdt op 21-jarige leeftijd; Hartog blijft na zijn huwelijk in Sliedrecht wonen (zie elders op deze site: familie Hartog den Hartog). Ook Sara en Elizabeth trouwen en verhuizen beiden naar Rotterdam. Rozetta verhuist eveneens naar de havenstad. Alleen Hendrijntje (ook wel ‘Heintje’ of kortweg ‘Hein’ genoemd) blijft thuis wonen.

Het pand waar de familie woont, is groot genoeg om nog enkele familieleden te herbergen. Zo trekt Betje, de oudere zus van Simon, na het bombardement van Rotterdam in bij haar jongere broer in Sliedrecht en krijgt ook nicht Sophia (dochter van een oom van Simon) er onderdak.

Simon is op allerlei gebied actief in Sliedrecht. Hij wordt bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1923 met voorkeurstemmen voor de Vrijheidsbond (een liberale groepering) in de raad gekozen. Hij treedt dan min of meer in de voetsporen van zijn broer Hartog, die van 1905 tot 1923 eveneens voor de liberalen lid van de Sliedrechtse raad was. Vooraf aan de verkiezingen van 1927 raakt Simon in onmin met zijn liberale vrienden en besluit met een eigen lijst mee te gaan doen. Met die eigen lijst (Sliedrechts Belang) lukt het hem zowel bij de verkiezingen van 1927 als die van vier jaar later één zetel te behalen. In 1935 houdt hij de plaatselijke politiek voor gezien. Simon is in die tijd ook voorzitter van de Sliedrechtse Middenstandsvereniging, voorzitter van de vereniging “Volksonderwijs”, bestuurslid van de Oranjevereniging en lid van de Vrijwillige Brandweer.

Na de Kristallnacht (van 9 op 10 november 1938) spreken de Duitse Nazi’s onomwonden over de door hen gewenste oplossing van het ‘Joodse probleem’. Een oplossing, die – in de woorden van Göring -, snel en definitief moet zijn. Zoals zoveel Joodse Nederlanders ziet Simon hierin nog weinig gevaar. En zelfs als in Nederland na de inval van de Duitsers allerlei voor Joden beperkende maatregelen worden genomen, is onderduiken voor Simon geen optie. Wel geeft hij zijn overbuurman wijnhandelaar Gerrit Netten een fikse hoeveelheid geld om eventueel ondergedoken familieleden te helpen voorzien in hun levensonderhoud.

Van de mogelijkheid onder te duiken, maakt alleen dochter Rozetta (Ro) gebruik. Zij is dan ook de enige van de kinderen, aangetrouwde kinderen en kleinkinderen van Simon die de oorlog zal overleven. In november 1945 heropent Ro de winkel van haar vader, emigreert in 1962 naar Israël en overlijdt daar in de stad Herzliya op 12 september 1998.

Simon wordt met zijn familie, huisgenoten en het gezin van zijn zoon Hartog op 17 november 1942 door twee Nederlandse inspecteurs van de SD bij het Sliedrechtse politiebureau afgeleverd. Van daaruit worden ze op transport gesteld naar Amsterdam. Het verhaal gaat dat het verlaten van de woning door een groot aantal buurtbewoners is gadegeslagen, maar of Simon daarbij inderdaad afscheid nam met de woorden: “Tot ziens, dag Sliedrecht” hebben we niet kunnen achterhalen.

Op 18 november 1942 arriveren Simon, Mietje, Hendrijntje, Betje en Sophia in Westerbork. Van daar worden ze op 30 november gedeporteerd. Drie dagen later zijn ze allemaal in Auschwitz vergast.

Op vrijdagmiddag 27 april 2018 (Koningsdag) heeft Gunter Demnig om 13.00 uur bij het adres Rivierdijk 414 vijf Struikelstenen voor de familie Simon den Hartog gelegd. Burgemeester Van Hemmen hield een toespraak net als de Joodse Hariët Eissenmann-de Leeuw uit Israël. De witte rozen werden gelegd door kinderen van de Prins Willem Alexanderschool, Alex Visser namens PRO Sliedrecht en een afgevaardigde van het kerkbestuur.