Geboren: 30 september 1919 te Sliedrecht
Overleden: 28 november 1944 te Ammendorf
Adres: A444 (huidig adres: Rivierdijk 256).
De heer Jan Groeneveld (25-05-1926) vertelt in april 2007 het volgende persoonlijke verhaal:
“Mijn broer Arie (30-09-1919) was zeven jaar ouder dan ik. Hij runde in de oorlog de fietsenwinkel van onze neef Frans Dubbeldam in de Kerkbuurt in Sliedrecht. 2x in de week moest Arie zich melden bij de bezetter om arbeid voor hen te verrichten. Zo ook op 16 mei 1944. Hij was al vroeg op pad, want hij was op weg naar Alblasserdam waar voor de Duitsers aan de brug gewerkt moest worden. Toen hij zich op straat begaf, werd hij direct opgepakt en naar de Grote Kerk afgevoerd. Het praatje dat er een razzia gaande was, deed razendsnel de ronde. Ook mijn moeder – mijn vader was sleepbootkapitein en in die hoedanigheid in Duitsland tewerk gesteld – was al snel ingelicht. We wisten dat alle jongens tussen 18 en 25 jaar opgepakt zouden worden. Voor families met zonen in die leeftijd was het snel duidelijk: er moest een veilige schuilplaats voor deze knapen gezocht worden. Ik was bijna jarig en dan zou ik 18 worden. Ik kon dus geen enkel risico nemen. Samen met enkele andere jonge jongens vluchtten we naar een nabij gelegen scheepswerf. Daar verschansten we ons tussen het opgeslagen hout. Het bleek een goede keuze, want ondanks het feit dat er soldaten kwamen zoeken, werden we niet gevonden. We hielden ons er de hele dag schuil. Vroeg in de avond dachten Bas van den Herik en Kees van Hoek, die zich met mij op de werf verstopt hadden, dat de kust veilig was. Dit bleek helaas niet het geval: op weg naar hun ouderlijke woning werden ze alsnog opgepakt. Met nog een paar andere jongens, waaronder Piet Verhoef en Nardus Ambachtsheer, wachtten we op de werf tot het donker was. Omdat we ons ook toen nog niet veilig waanden, zijn we samen in een roeiboot naar de overkant van de rivier gevaren. Daar in de polder hebben we ook weer een hele dag, zonder eten en drinken, doorgebracht. Die nacht, toen we zeker wisten dat het gevaar geweken was, keerden we terug naar huis.
Mijn broer Arie was minder fortuinlijk. Nadat hij in de vroege ochtend van 16 mei was opgepakt, werd hij naar de verzamelplaats aan de Grote Kerk in Sliedrecht gebracht. Hij stond daar de hele dag met vele andere jonge kerels uit Sliedrecht. Mijn moeder is er later die dag met een heel brood heen gegaan. Hoe ze daar aan kwam, is mij nu nog een raadsel want alles was op rantsoen. Eigenlijk was het niet toegestaan om de jongens eten te brengen. De NSB-ers zagen er op toe, dat dit niet gebeurde, maar op een of andere manier is het mijn moeder toch gelukt. ’s Avonds werden de opgepakte jonge mannen in overvalwagens afgevoerd naar wat later zou blijken Kamp Amersfoort.
Na enige tijd kwam er een brief van Arie uit Amersfoort. Of we ervoor wilden zorgen, dat er uiterlijk 6 juli 1944 een koffer met enkele benodigdheden in Amersfoort kon worden afgeleverd. Mijn moeder en Aries verloofde zijn toen samen naar Amersfoort vertrokken om de koffer persoonlijk te gaan brengen. Ze brachten er de dag nacht door bij inwoners van Amersfoort. Van daaruit hebben ze de gang van de mannen uit het Kamp naar het station gadegeslagen, maar ik weet niet zeker meer of zij toen, tussen al die mannen, een glimp van Arie op hebben kunnen vangen.
We hebben Arie nooit meer terug gezien. Hij is in november 1944 in een Duits kamp gestorven. Mijn moeder en ik vernamen dit nieuws overigens via een grote omweg. Mijn vader was tewerkgesteld in Duitsland en we hadden al in geen twee jaar ongecensureerde post van hem ontvangen. In Duitsland was mijn vader ter ore gekomen, dat zijn zoon Arie in een Duits werkkamp was omgekomen. Dit schreef mijn vader aan een vriend van hem, die ook gedwongen in Duitsland werkte. Deze vriend schreef het tragische nieuws op zijn beurt aan zijn vrouw in Sliedrecht en deze vrouw kwam het ons vertellen. Als reden voor het overlijden van Arie was ‘hartzwakte’ opgegeven, maar later bleek dat hij aan dysenterie is gestorven.
Arie is in Duitsland gecremeerd. Via het Rode Kruis is zijn as naar Nederland teruggebracht. Naar Driehuis-Westerveld in Noord-Holland om precies te zijn. Destijds de enige plaats in Nederland waar een crematorium was. In 1948 ben ik er samen met mijn neef Frans Dubbeldam heen gereden om de urn met as op te halen. De urn is nog vijf dagen bij ons in huis geweest, voordat ie in Sliedrecht is begraven. Later heb ik contact gezocht met de Oorlogsgravenstichting, want ik vond dat er in Sliedrecht een monument moest komen voor de oorlogsslachtoffers. Het veld met oorlogsgraven is er gelukkig gekomen, ook mijn broer heeft daar nu zijn laatste rustplaats.
Achteraf hebben we nog wel eens teruggedacht aan de dag waarop de door het verzet doodgeschoten landwachter Westdijk begraven werd: zaterdag 13 mei 1944. Er waren veel mensen die op straat naar de begrafenisstoet stonden te kijken. Niemand was er rouwig om dat het zo slecht met deze landwachter was afgelopen; hij had in Sliedrecht weinig vrienden. Zijn weduwe die de spottende blikken van de toeschouwers slecht kon verdragen, riep de menigte woedend toe: ‘Ja, nu staan jullie nog te lachen, maar wacht maar … de gevolgen komen nog!’ En dat was zo, hoewel we die bewuste 13e mei in de verste verte niet konden vermoeden welk onheil er ons boven het hoofd hing.”
Op dinsdagochtend 11 april 2023 heeft Gunter Demnig op het adres Rivierdijk 256 een struikelsteen voor Arie Kors Groeneveld gelegd. Burgemeester De Vries hield een toespraak, evenals mevrouw Van Bommel, de huidige bewoner van het pand. Arja, een nichtje van Arie Kors Groeneveld, legde een witte roos bij de steen voor haar oom.